Hoe Laura H. terugkeerde uit het kalifaat (2024)

Ik hoopte dat ze een beetje menselijk was geëxecuteerd’

Kippenpoot. Of porkel, dat kon ook. Laura en haar vader hadden afgesproken: als zij een van die codewoorden gebruikte in een whatsappbericht, dan wist hij dat ze alleen was. Dat ze veilig kon spreken. Woorden vol opluchting waren het geworden.

Maar op dinsdagmiddag 12 juli blijft de telefoon van Eugène stil.

Laura, weet hij, is die ochtend in het geheim vertrokken uit de Iraakse stad Mosul. Samen met haar echtgenoot Ibrahim en twee kleine kinderen waagt ze een ontsnappingspoging uit de Islamitische Staat. Eugène heeft het plan tot in detail met haar doorgesproken. Welke weg ze zouden afrijden, wat ze bij zich hadden – maak de auto niet te zwaar, had hij gezegd, straks denken ze dat er een bom in zit – en waar ze zouden worden opgewacht.

Eugène heeft de operatie zelf in gang gezet. 10.000 euro heeft hij betaald. Thuis in Zoetermeer wacht hij op het verlossende woord, telefoon in zijn hand. Hij weet: hoe langer dit duurt, hoe kleiner de kans dat zijn dochter het heeft gered.

Om 15.00 uur krijgt hij eindelijk bericht.

Niet van haar, maar van zijn contactpersoon. „Laura is niet komen opdagen. De operatie wordt stopgezet.” Langer wachten, hoort hij, zou voor het team te gevaarlijk worden. Eugène moet zich maar voorbereiden op het ergste.

Maanden heeft hij hier naar toe geleefd, gevreesd voor precies dit moment, en nu het zover is voelt hij bijna niets. Hij is leeg, op.

„Ik kon alleen maar hopen dat ze een beetje menselijk waren geëxecuteerd”, zegt hij.

Maar dan belt ineens RTL Nieuws. „Gefeliciteerd met de ontsnapping van uw dochter!”, joelt een verslaggever. Eugène: „Wat?” Er blijkt een filmpje opgedoken op de site van een Koerdische nieuwszender. Laura leeft.

Homeland

Eugène (51) is de vader van de eerste vrouwelijke bekeerling die uit IS-gebied terugkeerde naar Nederland. Laura H. (21) werd in augustus bij aankomst op Schiphol gearresteerd en zit sindsdien vast. Ze wordt verdacht van deelname aan een terroristische organisatie – zoals vrijwel alle terugkeerders. In de zwaarbeveiligde gevangenis in Vught wacht ze haar proces af.

Eugène zit aan zijn eettafel in Zoetermeer, een hartelijke man met halflang krullend haar. Hij is manager bij een grote overheidsinstantie, geeft leiding aan vijftig man. Aan zijn voeten speelt Laura’s jongste kind – geboren met een Arabische voornaam, ze noemen hem nu anders.

„Op bezoek bij opa.”

Twee kinderen heeft Laura, van anderhalf en vier jaar oud. „Ze missen hun moeder,” zegt Eugène, „maar verder gaat het met hen best goed”.

Eugène doet zijn verhaal met tegenzin. Tot nu heeft hij de pers buiten de deur gehouden, zegt hij, om zijn gezin te beschermen.

Maar hij voelt zich gedwongen zijn kant van het verhaal te vertellen.

Reden: het Openbaar Ministerie speculeert openlijk dat Laura weleens door IS kan zijn teruggestuurd om hier een aanslag te plegen. „Vooralsnog houden we vast aan het zwartste scenario”, zei officier van justitie Ferry van Veghel in de rechtszaal: dat Laura is „geïnspireerd en aangestuurd door IS en met een opdracht naar Europa is gestuurd”.

Eugène schudt zijn hoofd. „Lau een aanslag plegen… Volgens mij hebben ze daar iets te veel Homeland gekeken.”

Hoe is het dan wel gegaan?

Eugène zucht. „Tja, waar moet ik beginnen?” Dit is zijn verhaal.

Poef, weg

Toen hij hoorde dat zijn dochter naar het kalifaat was vertrokken, kon Eugène H. niet meer praten. Letterlijk. „Geen geluid kreeg ik mijn keel uit”, zegt hij. „Ik liep gewoon vast. Het gekke is: van een andere vader hoorde ik later dat hij precies dezelfde reactie had toen hij dat hoorde over zíjn dochter.”

Het is half september 2015 als Eugène wordt gebeld door de zus van Ibrahim, Laura’s echtgenoot: „Ze zijn naar Irak.” Hij snelt naar hun huis in Leidschendam, treft het schijnbaar in allerijl verlaten aan. „Lichten aan, pannen nog op het fornuis, zo van: poef, weg.”

Eugène belt 112.

Een politieman gespecialiseerd in radicalisering komt langs. „Hij zei: over een poosje krijg je bericht, dat Allah groot is, dat het een bewuste keuze van haar is – dat sturen ze blijkbaar allemaal. Tot die tijd moest ik maar gewoon rustig afwachten.”

Wat hij wel doet: „Ik stampte Laura’s whatsapp helemaal vol met berichten. ‘Leer mijn nummer uit je hoofd, leer mijn nummer uit je hoofd’.” Hij probeert zijn dochter voor te bereiden op wat ze in IS zou kunnen verwachten. „Ik ken Lau, die heeft echt geen idee…”

Reactie krijgt hij niet.

Tot op 15 november, precies twee maanden na Laura’s vertrek, het scherm van Eugènes telefoon oplicht. Zijn dochter stuurt een hartje.

Blauwe plekken

Laura H. heeft geen gemakkelijke jeugd gehad. Eugène vertelt over een gezin dat gebukt ging onder de zorg voor Laura’s broertje Ingmar. „Te vroeg geboren, te klein, hij groeide slecht.”

Op zijn vijfde werd een chronische nierziekte gediagnosticeerd.

„De aandacht verlegde zich in het gezin volledig naar Ingmar”, en Laura kwam „steeds minder aan bod”.

Ze was een heftige puber. Kwetsbaar, op het vmbo werd ze gepest. Haar ouders scheidden toen ze een jaar of elf was. „Laura voelde zich sterk aangetrokken tot de Marokkaanse subcultuur in Zoetermeer”, zegt Eugène. „Vanaf haar dertiende al wilde ze daarbij horen.” Ze begon een hoofddoek te dragen, veranderde haar naam in Lamyae, kreeg vriendjes uit dat milieu.

„Laura wilde Marokkaans zijn en als Marokkaan gezien worden.” Een vriendin raadde haar aan zich te bekeren.

Thuis ging dat „niet zonder slag of stoot”. De situatie raakte zo verhit dat Jeugdzorg erbij kwam. Op haar vijftiende kwam Laura terecht in een instelling in Almelo. Ze liep geregeld weg, was onderwerp van tv-programma Vermist.

Ze raakte zwanger. De vader verdween vlug uit beeld, maar van abortus wilde ze niet horen. Eugène besloot haar in huis te nemen, zodat ze daar kon bevallen. Laura’s dochter werd geboren in 2012.

Broertje Ingmar verzwakte intussen. Op zijn negende verloor hij zijn nierfunctie. Eugènes moeder doneerde een nier.

Laura werd in een opvanginstelling in Zoetermeer geplaatst. Van daaruit leerde ze de 25-jarige Ibrahim I. kennen, via datingsite Moslima.com. Met Ibrahim, geboren in Duitsland en met Palestijnse wortels, ging ze al gauw samenwonen. Eugène kwam soms over de vloer.

De blauwe plekken begonnen hem op te vallen. Laura deed aangifte van mishandeling, de politie kwam regelmatig aan de deur – maar Laura keerde altijd naar Ibrahim terug. Via Facebook moest Eugène vernemen dat het stel was getrouwd.

Toen Ingmar in 2014 overleed, leek de familie even nader tot elkaar te komen. „Laura heeft veel van hem gehouden”, zegt Eugène. Zijn stem slaat over. „Ibrahim probeerde haar van ons weg te houden. Ze mocht van hem aanvankelijk niet eens naar de begrafenis.” Uiteindelijk stond ze toch naast haar vader tijdens zijn afscheidsrede. Hij speelt met het kruisje aan zijn armband.

„Ze droeg handschoenen, gaf mannen geen hand. Ze zag er mat uit. Maar ze was er, en ze steunde mij.”

Laura en Ibrahim kregen in juli 2015 samen een kind. Drie maanden later vertrok het gezin naar het kalifaat.

Onder de luizen

„Het gaat goed”, appt Laura in november vanuit Mosul, krap twee maanden na haar plotselinge vertrek. „Allah is de beschermer.”

Eugène zegt dat ze moet oppassen, dat IS vreselijke dingen doet, onthoofdingen, geweld. „Hier wordt iets niet zomaar gedaan”, is haar antwoord.

Laura’s dagen zijn „gewoontjes”, bericht ze in de weken die volgen. „Ik begin hier al te wennen.” Ze leeft „puur, en met nederigheid, en geloof”, als „in een sprookje”.

Soms kunnen ze kort bellen, via whatsapp, over een schokkerige internetverbinding. Eugène probeert die gesprekken luchtig te houden, vraagt naar de kinderen, naar Ibrahim. Het gaat goed, zegt Laura. Wel spreken vader en dochter op advies van de politie codewoorden af – Ibrahim luistert vaak mee.

Porkel dus („haar knuffelkonijn”), en kippenpoot („ze houdt van kip”).

Hoe haar dagen eruitzien? Eugène schudt zijn hoofd. Het dominante beeld dat hij van Laura heeft gekregen: „Verveling.”

Vrouwen zitten binnen met de kinderen. „Een paar keer per week kwam ze buiten. Op woensdag bijvoorbeeld, dan mocht ze boodschappen doen.”

Elk comfort ontbreekt. Laura en haar kinderen zitten onder de luizen, ze vallen kilo’s af. Of ze weg wil, vraagt hij haar weleens.

Antwoord krijgt hij niet.

Begin december 2015 begint de toon van haar berichten te veranderen, merkt Eugène. Tussen Laura en Ibrahim gaat het niet goed. Eugène: „Ze had gehoopt dat de mishandelingen zouden stoppen, eenmaal in het islamitische kalifaat.” Maar het wordt erger.

Laura belt hem in paniek op: ik kan niet meer lopen. „Hij had haar zo hard in elkaar geslagen dat ze niet meer van de grond afkwam. Haar dochtertje had haar moeten helpen.”

Laura vraagt naar het nummer van oma, zodat ze die ook kan appen. En ze begint zinnen te sturen als: ‘Ik droom bijna elke dag over jou en [haar stiefmoeder], dat ik terugkom.’

Eugène begint te hopen.

Laura wil terug

Maandenlang heeft Eugène H. geleefd met zijn telefoon in zijn hand. „Waar ik ook was, met wie dan ook, ik zei: die telefoon blijft aan. Het was de enige lijn die ik had met mijn dochter.” Elk bericht voelde als een kleine zege: Laura leeft nog én ze zoekt contact.

Onwerkelijk om in pak, tussen collega’s, van achter een vergadertafel met zijn dochter te appen over een auto die bij haar in de straat ontploft is na een bombardement.

Laura beheerst zijn leven maar tegelijk houdt dat leven niet op: Hij maakt carrière, zelfs promotie; spreekt af met vrienden; treedt op met zijn coverband. „Maar eigenlijk telde maar één ding”, zegt Eugène: „Laura terugkrijgen.”

De NCTV, AIVD, de MIVD – geen overheidsinstantie die op dit punt contact met hem opneemt, zegt Eugène. „Ik had niet het gevoel dat iemand me zou helpen om Laura terug naar Nederland te krijgen.”

Tot 24 december, kerstavond. Eugène krijgt bericht van een onbekend nummer. Het blijkt van de ouders van een andere naar IS afgereisde Nederlandse. Dat meisje heeft Laura in Mosul leren kennen en zou met haar willen vluchten. „Bizar om dat van anderen te horen. Maar ik was blij, zo blij: mijn dochter wilde terug. En tegelijk wist ik hoe riskant dat was.”

Eugène komt in contact met het Familiesteunpunt Radicalisering, een door de overheid gesubsidieerde organisatie die familie van jihadisten adviseert. Er wordt een plan besproken om de twee vrouwen terug te krijgen.

„Dat meisje had een manier om in Erbil te komen en Laura zou mee mogen”, zegt Eugène. Erbil is de hoofdstad van Iraaks-Koerdistan, even buiten het kalifaat. Hoe? „Dat meisje zit daar nog, dat kan ik niet zeggen.”

Eugène stelt het Nederlandse consulaat in Erbil op de hoogte van de komst van zijn dochter.

De ontsnapping mislukt. Bij een grenspost worden de twee vrouwen teruggestuurd naar Mosul.

„Vanaf dat moment slaat de paniek toe bij Lau”, zegt Eugène. „Pas toen begreep ze volgens mij écht dat ze gevangen zat. Ze zei alleen maar: ik moet hier weg, ik moet hier weg, ik moet hier weg.”

Ibrahim komt achter haar ontsnappingspoging. Het geweld neemt toe. Laura probeert van hem te scheiden voor een rechtbank van IS.

„Dat kan blijkbaar,” zegt Eugène, „ook in het kalifaat mag je je vrouw niet slaan”.

Ook dat mislukt. Laura wordt wanhopig. Ze vertelt Eugène dat een kennis heeft aangeboden haar mee te smokkelen naar Jabhat al-Nusra .

„Een plaats in de buurt ofzo, dacht ik”, zegt Eugène. Het blijkt een tak van Al-Qaeda in Syrië. „Niet doen!”, zegt het Familiesteunpunt, dan wordt ze een gijzelaar. Eugène praat het uit haar hoofd.

De tijd begint intussen de dringen. Ibrahim wil met het gezin naar Raqqa verkassen, laat Laura weten, de hoofdstad van het kalifaat in Syrië.

„Waarom weet ik niet. Ik heb meteen teruggeappt: ‘Daar kom je nooit meer weg!’”

Poging twee

De Nederlandse overheid werkt nooit mee aan het terughalen van IS-gangers. Dat is beleid. Zoals premier Mark Rutte het ooit een debat verwoordde: „Het is beter dat je daar omkomt, dan terugkeert.”

Het Familiesteunpunt richt zich uitsluitend op achterblijvers. Voor Laura kan niet méér worden gedaan, krijgt Eugène te horen.

„Ze zeiden: Nederland gaat haar niet halen. Laura moest zelf IS-gebied uit zien te komen en bij een consulaat aankloppen, pas dan konden ze haar helpen.”

Maar er zijn buitenlandse organisaties die veel verder gaan. Het Familiesteunpunt verwijst Eugène door naar Duitsland. Hij wordt in contact gebracht met deradicaliseringsexpert K. (naam mag om veiligheidsredenen niet in de krant), werkzaam voor een privaat instituut.

K. blijkt niet alleen kennis, maar ook „mensen op de grond” te hebben in Mosul.

Eugène: „Een team. Zij zouden tegen betaling kunnen helpen om Lau daar weg te krijgen.”

Via Eugène komt ook NRC in contact met K. Hij is binnen inlichtingenkringen een bekende op het gebied van het terughalen van jihadgangers, en adviseert en traint verschillende organisaties in de ondersteuning van achterblijvers.

K. omschrijft zichzelf als een makelaar die bemiddelt tussen familieleden en oud-militairen die in conflictgebieden „hun brood verdienen”. Regelmatig kloppen Nederlanders bij hem aan. De zaak-Laura H. noemt K. „een van de ingewikkeldste operaties die we ooit hebben gedaan”.

Met K., en de door hem aangedragen S. (naam bekend bij NRC), expert bij een private beveiligingsconsultant, werkt Eugène vanaf april 2016 aan een plan om Laura weg te krijgen uit IS-gebied. Op de momenten dat Laura vrij kan spreken, moet Eugène zijn dochter instrueren wat er te gebeuren staat.

Hij spreekt met haar af dat ze haar dagen ritmisch indeelt, voor zover ze kan. Elke vrijdagochtend gaat Laura met de kinderen naar een speelplaats in de buurt. Als ze alleen is, legt ze een witte doek over de kinderwagen van haar zoon – een teken dat Ibrahim niet bij haar is en ze dus kan worden ontzet.

„Mijn idee was: ze gaan haar daar van die speelplaats trekken.”

Elke donderdagnacht ligt Eugène wakker. De weken gaan voorbij, elke keer opnieuw wordt de operatie op het laatste moment afgeblazen. Hij hoort nooit waarom. En dan valt het plan opeens in duigen.

„Twee contactpersonen in Mosul waren ontmaskerd”, zegt Eugène. K.: „Een van hen is zeker geëxecuteerd, de ander weten we niet zeker, maar naar alle waarschijnlijkheid ook.”

Eugène slikt luid. „Daar heb ik ook nachten wakker van gelegen. Twee mannen die je dochter proberen te redden…”

Laura zelf lijkt hierdoor geen gevaar te hebben gelopen. „Haar identiteit was nog niet doorgegeven aan die mannen”, zegt Eugène. „Het was afgesproken dat ze die pas een uur van tevoren zouden horen.”

Maar bij Laura breekt paniek uit. „Ze zei: dit gaat nooit meer lukken, ik kom hier nooit meer weg.”

James Bond

Het is te gevaarlijk geworden in Mosul, krijgt Eugène te horen van K. Daar een nieuwe operatie opzetten is onbegonnen werk.

„We hebben nog één kans,” zegt K., „maar dan moet ze wel zélf IS uitkomen”.

Ibrahim is de sleutel. Zonder haar echtgenoot gaat het Laura niet lukken om IS-gebied te verlaten, concludeert K. Om te helpen Ibrahim te bewerken, stuurt K. een specialist naar hem toe.

„Ik heb een man opgehaald van Schiphol”, vertelt Eugène. „Hij leek een ervaren kerel, gaf alleen zijn voornaam – ik mag niet zeggen uit welk land, het was geen Nederlander. Zo’n mannetje. Een beetje als in een James Bond-film, ofzo. Hij is daar met een team in de regio actief.”

Volgens K. is de man een Britse voormalig medewerker van een inlichtingendienst. Deze man traint Eugène in zijn communicatie met Laura en vooral, via haar, met Ibrahim. Hij luistert mee met Eugènes telefoongesprekken en stelt een psychologisch profiel op van Ibrahim.

Hoe gaan ze hem bewegen IS te verlaten?

Eugène: „Laura moest gaan huilen, huilen, huilen, nooit meer lachen. Geen seks.”

Eugène zei tegen haar: „Ga in zijn testosteron zitten poeren. Zo van: ik ben bang dat jij zo dadelijk sneuvelt, en dat ik met een andere strijder in bed eindig. Kunnen we hier niet samen weg?”

Om de ernst van hun situatie te benadrukken, stuurt Eugène continu enge berichten over IS. Over strijders die worden geëxecuteerd. Over de ‘Mosul-dam’ buiten de stad die op springen staat. Alles om Ibrahim bang te maken.

„Ik praatte met Laura, en wist dat hij mee zat te luisteren; geen ‘kippenpoot’.”

Het duurt weken en weken voor Eugène het gevoel krijgt dat hij tot Ibrahim doordringt. „Hij werd bang, zei Laura.”

Eugène verzint, in samenspraak met K., een list om Ibrahim te overtuigen weg te gaan: via een smokkelroute zou het echtpaar naar Turkije kunnen, waar Eugène connecties heeft. „Die heb ik ook echt, ik heb een tijd in Turkije gewerkt – dat kon Ibrahim allemaal checken op Linkedin.”

Eugène houdt het echtpaar aan de telefoon een comfortabeler leven in Turkije voor, maar toch „dichtbij de heilige strijd”.

Intussen verhevigt de oorlog in Mosul. Steeds meer strijders om hen heen sneuvelen.

Laura stuurt: „Vooral voor de kinderen wil ik weg. Hier zullen ze verpesten.”

Ook Ibrahim begint bang te worden, merkt Eugène. Tenminste: dat zegt Laura.

Ibrahim gaat om. Het plan treedt in werking.

No going back

Voor het eerst wordt Eugène gevraagd te betalen. Op zijn telefoon toont hij het bedrag dat hij, op instigatie van K., heeft overgemaakt om de reddingsactie op touw te zetten.

10.000 euro, naar een Brits rekeningnummer. Garanties krijgt hij niet.

Een whatsapp van K.: „If our people move out and Laura/Ibr do not follow the plan or anything goes wrong the money will still be spent.”

Wie er bij het plan betrokken zijn? Dat krijgt Eugène nooit te horen. Volgens K. bestaat het team uit specialisten uit verschillende landen. „Alles in samenspraak met de Koerden.”

Vanaf de vroege zomer beleeft Eugène de meest zenuwslopende dagen van zijn leven. De operatie kan pas van start als „de omstandigheden” goed zijn.

„Het hing af van het weer, van bombardementen, bewegingen van troepen. We zouden het 24 uur van tevoren horen.”

Drie maanden na zijn eerste contact met K. is het eindelijk zover. Groen licht. „Eugene, all is set”, appt K. „There is no going back now. Ot [sic] depends on laura and ibrahim to follow the plan.”

In de vroege ochtend van 12 juli vertrekken Ibrahim en Laura met de kinderen uit Mosul. Hij rijdt, zij zit met de kinderen op schoot voorin – zoals had K. geïnstrueerd. Ze hebben een witte vlag bij zich, voor als ze Koerdisch gebied bereiken.

Het plan, dat Eugène heeft doorgegeven: ze rijden naar een afgesproken (bij NRC bekende) plek ergens in het betwiste grensgebied tussen het kalifaat en Iraaks-Koerdistan. Daar worden ze opgewacht door de smokkelaars, is Ibrahim verteld.

In werkelijkheid staan daar de „people” van K. klaar om het gezin in veiligheid te brengen.

De instructie: hang de witte vlag uit het autoraam, ten teken van overgave, hou je handen in het zicht, geen onverwachte bewegingen, vrouw en kinderen eerst de auto uit.

Eugène: „Zo had het móeten gaan.”

Laura arriveert nooit op het checkpoint. Hij krijgt zijn dochter niet meer te pakken.

K. blaast de missie af. Van het familiesteunpunt hoort Eugène dat hij moet rekenen op slecht nieuws.

En dan, opeens, verschijnt Laura met de kinderen op de Koerdische televisie.

Vuurgevecht

Tot dit punt wordt het verhaal van Eugène gestaafd door gesprekken met betrokkenen, instanties en zijn correspondentie. Pagina’s aan mail- en whatsappconversaties heeft hij verzameld.

Maar na Laura’s vertrek, om 4 uur ’s ochtends uit haar woning in Mosul, hebben we alleen Laura’s woord.

Eugène vertelt: „Wat ik weet van Lau: ze zijn even buiten Mosul gestrand bij een gat in de weg, een door IS gecreëerde blokkade, ze konden niet verder rijden. Laura en Ibrahim zijn gaan lopen, door de hitte, met de twee kinderen. Ze werden onder vuur genomen door ISstrijders.

Ibrahim riep: ‘Niet schieten, wij zijn óók IS!’ Laura gaat met de kinderen in de bosjes liggen.

„Toen is er een vuurgevecht ontstaan tussen Peshmerga [Iraaks-Koerdische strijdkrachten] en de IS-strijders. Zij schoten met mortieren. Ibrahim raakte gewond, heftig gewond, mijn kleindochter heeft het ook mij later naverteld: dat Ibrahim helemaal onder het bloed zat. Laura had het over ‘een laken vol’.

Zij heeft het met de kinderen op een lopen gezet. Toen werden ze aangehouden door een gladgeschoren man. Hij bleek Peshmerga.”

Eén ding lijkt zeker: Ibrahim I. is op die twaalfde juli achtergebleven. Of hij nog leeft, is onbekend. Zijn naam staat nog steeds op de nationale terrorismelijst van de Rijksoverheid, tussen 101 anderen.

„Wij hebben nooit meer iets van hem gehoord”, zegt de zus van Ibrahim telefonisch. „Als hij er nog zou zijn, dan had hij wel een teken van leven gegeven.”

Dagblad Trouw interviewde afgelopen zomer de Koerdische generaal Bahram Arif Yassin. Ook hij zegt dat Laura na een mortierbeschieting in de armen van zijn Peshmerga viel: „We dachten dat het een zelfmoordterrorist was, maar toen ze de auto met een witte vlag verlieten wisten we dat het vluchtelingen waren.”

Volgens de generaal hebben de militairen Laura ter plekke gevraagd of ze moesten proberen haar echtgenoot te redden.

Nee, zou Laura hebben gezegd, laat hem maar.

Op 1 augustus 2016 landt Laura’s vliegtuig op de luchthaven Schiphol. Eugène staat in de kazerne van de marechaussee. Laura wordt direct aangehouden, hij zal haar niet te zien krijgen.

Hij wacht op zijn kleinkinderen. Zouden ze hem nog herkennen?

Door de ruit ziet hij een geblindeerd busje komen aanrijden. Daarin zit Laura, dat moet wel. Als het busje passeert stapt hij stiekem richting de automatische deuren. Die schuiven open. Voor een paar seconden, zal Laura hem later vertellen, vangt zijn dochter een glimp op van haar vader, voor het eerst in bijna een jaar.

Epiloog

Eugène H. heeft zijn dochter terug, en tegelijk ook niet. Eén keer per week mag Eugène H. zijn dochter bezoeken.

Acht maanden zit ze nu op de ‘TA’, de terroristenafdeling in de gevangenis in Vught. Hij neemt haar kinderen mee, soms mag Laura ze aanraken, soms niet. Ze zit daar met mensen als Mohammed B.

„Radicalen, precies de types waar ze voor is weggevlucht”, zegt hij. „Lau hoort daar niet thuis.”

Direct na haar terugkeer heeft Eugène zijn telefoon en al zijn documentatie aan de politie gegeven, zegt hij. „Ze weten alles.”

Waarom zit ze daar dan toch?

Wat niet geholpen heeft is dat Laura zich bij terugkeer op haar zwijgrecht beriep. Laura’s toenmalige advocaat, Judith Dijkstra: „Dat heb ik destijds geadviseerd. Op het waarom kan ik niet ingaan, dat valt onder de advocaat-cliëntrelatie.”

„Er zijn geen concrete aanwijzingen dat Laura H. in Nederland iets van plan was”, zegt een woordvoerder van het OM. „Maar omdat zij niet verklaarde was voor ons niet uit te sluiten dat Laura met een opdracht van IS zou zijn teruggestuurd.”

Michiel Pestman, Laura’s advocaat nu: „Laura en Eugène wilden niets liever dan vertellen. Dat is nu gebeurd, en ik denk dat ze daar goed aan gedaan hebben.”

Laura heeft de islam afgezworen, zegt Eugène. Ze draagt geen hoofddoek meer, eet varkensvlees. „Van mij had dat niet eens gehoeven, maar ze is echt helemaal klaar met die wereld.”

Donderdag besluit de rechter in een besloten zitting of Laura H. in vrijheid haar proces mag afwachten.

„Ik vraag niet om medelijden”, zegt Eugène. „Niet voor mij en niet voor Laura. Ze is ontzettend stom geweest. Ik begrijp heus dat niemand haar met ballonnen stond op te wachten op Schiphol. Maar Lau heeft al zoveel doorstaan, en gaat nog een heel zware tijd tegemoet: laat mijn dochter nou toch écht thuiskomen.”

Hoe Laura H. terugkeerde uit het kalifaat (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Dan Stracke

Last Updated:

Views: 6362

Rating: 4.2 / 5 (63 voted)

Reviews: 94% of readers found this page helpful

Author information

Name: Dan Stracke

Birthday: 1992-08-25

Address: 2253 Brown Springs, East Alla, OH 38634-0309

Phone: +398735162064

Job: Investor Government Associate

Hobby: Shopping, LARPing, Scrapbooking, Surfing, Slacklining, Dance, Glassblowing

Introduction: My name is Dan Stracke, I am a homely, gleaming, glamorous, inquisitive, homely, gorgeous, light person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.